vrijdag 17 oktober 2008

Bijdrage Verplaatst

De hier oorspronkelijk afgedrukte bijdrage over HEDWIG B., hebben we, gezien het karakter van de belevenis, verplaatst naar onze zustersite Tempel der Herinneringen.

donderdag 16 oktober 2008

Oma's sancties (2)

Toen de directe opvolgster van 'Oma' in de boekwinkel te Leeuwarden besloot om in Zwitserland een opleiding in het hotelvak te volgen, werd ik haar opvolgster. Dat was in april 1963. Tal van klanten en andere zakenlieden aan de bewuste gracht in die stad zagen met genoegen dat ik rigoureus veranderingen in de structuur van die winkel heb aangebracht. Dat was flink wat werk, aangezien het een ouder pand was met een winkel, kamer en keuken van 4 meter hoogte, en dat betekende in de winkel veertien rijen boven elkaar, met daarbij een altijd gereed staande ladder.
Ik wilde niet meer een (kleine) etalage vol met boeken uit één reeks, maar een stapel met daaraan een briefje voorzien van de mededeling dat er 123 titels in die reeks waren verschenen, waardoor er voldoende ruimte kwam voor ander materiaal. Geen naturistenbladen aan een waslijn bovenaan het raam, maar één exemlaar met daarop dezelfde mededeling als bij de paperbacks. In een paar weken tijd was de omzet totaal veranderd ten gunste van boeken over kunst en cultuur, literaire werken en het betere ontspanningsboek maar ten nadele van de tijdschriften en het kwalitatief mindere boek. De eigenaren vonden dat allang best: aan die boeken werd 2-3 keer zoveel verdiend als aan tijdschriften, die een geringe marge hadden.
Eén klant, juffrouw Z., vertelde dat zij nog de enige uit Oma's tijd was die in een bepaalde categorie steeds weer mocht ruilen met bijbetaling van twee kwartjes, iets dat medio jaren vijftig in tal van, vooral tweedehands, boekhandels aan de orde van de dag was.
"Ik ben niet getrouwd, maar ik houd wel van lezen," luidde het devies van juffrouw Z. "En de liefde is een mooie en goeie zaak." Wat ze daarmee bedoelde, was dat er best seksscènes in de door haar gekozen boeken mochten voorkomen, bij voorkeur zoveel mogelijk, om precies te zijn.
Oma had met diezelfde juffrouw ook eens een woordenwisseling gehad, die vroeg om wraak — vond Oma. Leuk was het niet — dat vonden wij tien jaar na dato ook nog wel — dat juffrouw Z. op een dag de zaak had verlaten en voordat ze de deur aan de buitenkant had gesloten, zich nog eens had omgedraaid en tegen Oma had gezegd: "Nou, dag sletje!"
Een tijdje had juffrouw Z. zich niet laten zien en Oma was er al van uit gegaan dat het onvertogen woord dat haar laatstelijk was toegevoegd een soort afscheidsmededeling was geweest.
Op een dag kwam ze echter weer binnen en wilde ze, zoals gebruikelijk, het gelezen boek inleveren en met bijbetaling een nieuw boek uitzoeken.
"Dat kan ik niet toestaan," heeft Oma gezegd. "Want je bezorgt mij en de buurt een slechte naam. Ik weet dat je steeds daarheen gaat — ze wees naar de andere zijde van de gracht op de katholieke kerk — en die pikante boeken aan de pastoors laat lezen en ook de nonnetjes het hoofd op hol brengt."
"Dat is helemaal niet waar," riposteerde de beschuldigde.
"Ik zal het ook aan de paus schrijven," meldde Oma — die daartoe, hetgeen haar latere waanzinsescapades zouden aantonen, heel goed in staat zou zijn geweest.
"Dan ga ik naar Justitie en vertel ik dat jij vieze boeken verkoopt, en dat mag niet."
Oma had al eens vanwege de naturistenbladen een proces verbaal gekregen en was ermee voor het kantongerecht geweest, waar men ook de duistere zijden van deze onverbeterlijke zottin had leren kennen. Maar mede doordat ze was veroordeeld, had Oma geen zin in meer gedonder, en zo kwam het, na een laatste opmerking uit haar mond — "Wie is degene die altijd met die boeken aan de haal gaat?" — toch nog weer tot een verzoening en mocht juffrouw Z. weer haar voorkeursboeken halen, ondanks de eeuwige verachting die ze in het (meestentijds sluimerende) brein van Oma had verworven.

woensdag 15 oktober 2008

Oma's sancties (1)

De Oma in kwestie heb ik nader omschreven in mijn bijdrage op de zustersite Tempel der Herinneringen, en wellicht is het verstandig dat u de link volgt en eerst eens leest wat voor iemand deze Oma was, alvorens de hier beschreven gebeurtenis te lezen. Ik heb de opwinding in kwestie niet meegemaakt maar het verhaal gehoord van enkele betrokkenen, die exact hetzelfde vertelden en niet alleen daarom is één en ander geloofwaardig.
Zoals eerder verteld, dreef Oma in de jaren vijftig een boekwinkel in de Friese hoofdstad, waar ze zowel vrienden alsook vijanden wist te maken — maar zulks geldt zelfs voor redelijke boekhandelaren —, waarmee ze alleen al door het soort optreden afweek van de gebruikelijke contacten tussen klant en winkelier.

Op een dag had Oma de relatief kleine winkel — een hoekpand met drie etalages — redelijk vol, en dat bleef ook enige tijd aangezien ze met ieder een praatje maakte. In die drukte gebeurde het dat één van de aanwezigen even wat ruimte moest maken voor iemand die de zaak wilde verlaten. Daarbij raakte de man met zijn elleboog een door Oma zelf geconstrueerde stellage van karton aan waarop ze tal van ansichtkaarten had uitgestald. Het ligt voor de hand dat de man onmiddellijk werd gecategoriseerd tot euveldader eerste klas, die haar opzettelijk dwarszat.
Nadat de man in kwestie alles weer in de voormalige staat had hersteld, kwam Oma achter de toonbank vandaan, zette de handen maar weer eens in haar zijden, en trakteerde de ongelukkige cliënt met een verbeten uitdrukking op haar gezicht — die we allen o zo goed van haar kenden — op de zeer bits uitgesproken woorden: "En waar heeft u die punaise gelaten!?"
Op handen en voeten en zich menigmaal verontschuldigend kroop de man over de vloer en vond tussen de talrijke schoenen van de overige aanwezigen alsnog de punaise. Vervolgens koos hij de vrije ruimte zonder Oma. Toen de man de winkeldeur achter zich had gesloten, sprak één van de overgebleven klanten de overmatig bazige winkelierster op het gebeuren aan.
"Weet u dan niet wie dat is? — Dat is onze kantonrechter."
"Dat moet hij weten. MIJN punaise!"

zaterdag 27 september 2008

De huishoudster en de Heere

In dezelfde tijd als onze anekdote over De Nieuwe Huishoudster speelt het verhaal over een andere huishoudster, eveneens bij een man alleen, die erg ziek en als gevolg daarvan bedlegerig was. Mijn grootvader en zijn zus hebben me ongeveer een halve eeuw geleden de geschiedenis in een periode van een jaar of acht meerdere keren verteld en wel consequent.
Doordat de oude baas in kwestie meer dan alleen overdag enige hulp nodig had, was de huishoudster intern. Ze hoorde met enige regelmaat dat de man het vooral 's nachts moeilijk had, want dan klonk het vanuit de slaapkamer van de heer des huizes: "Ach Heere, ach Heere."
Kennelijk had ze in die periode van het etmaal niet al te veel zin zich om de zieke te bekommeren, en dat leidde ertoe dat de man zich eens tegenover zijn kinderen beklaagde over haar desinteresse.
De oudste zoon besloot daarop de koe bij de horens te vatten, dat wil zeggen: de huishoudster bij de schouders te pakken.
"Wij vinden het niet mooi van u dat u vader 's nachts zo verwaarloost. Vader heeft ons vertelt dat hij u regelmatig nodig heeft en u dan roept."
"Das hail nait woar," bitste de felle tante. "Hai ruip 'Ach Heere, ach Heere', en ik bin de Heere toch nait."

donderdag 18 september 2008

Willem de Veroveraar als plaatsvervanger


Tien uur precies
De Duitse schrijver Heinrich von Kleist verhaalt een anekdote over William Shakespeare (1564-1616), van wie tot voor niet al te lange tijd uitsluitend werd gemeld dat hij zo'n groot vrouwenversieder was, maar de laatste decennia is het kennelijk mode geworden — al dan niet in overeenstemming met de feiten — om juist die mannen het odium der homoseksualiteit toe te dichten, hetgeen weer het andere uiterste is, al is niet bepaald zelden gebleken dat een overdaad aan vrouwenjacht inderdaad een vorm van camouflage van de verdrongen werkelijkheid inhield.
Toen de schrijver van onder meer Richard III een voorstelling van dat eigen historische drama bijwoonde, zag en hoorde hij één van de acteurs met een knappe jongedame praten. Hij sloop ongemerkt dichterbij en hoorde het damesmeisje zeggen: "Klop om tien uur drie maal op de deur, en vraag ik 'Wie is daar?'. Dan moet jij antwoorden 'Richard de Derde'. "
Shakespeare die wel weer zin een avontuurtje had, ging een kwartier vóór het afgeluisterde tijdstip naar de afgesproken plek en deed wat het meisje had verlangd: hij klopte drie maal op de deur en gaf het juiste antwoord op de vraag van de andere kant. Hij werd vervolgens binnengelaten en herkend, maar slaagde er vrij snel in de irritatie van de pas bedrogen jongedame te minimaliseren.


Klokke tien meldde de werkelijke minnaar zich, waarop Shakespeare voorzichtig het venster opende en fluisterde: "Wie is daar?" en als antwoord kreeg: "Richard de Derde." Daarop reageerde Shakespeare: "Die komt te laat. Willem de Veroveraar heeft de vesting reeds bezet."
____________
Afbeeldingen
1. Portret van (hoogstwaarschijnlijk, maar 100% zeker is men nog niet) William Shakespeare, in de National Portrait Gallery, London.
2. Shakespeare's handtekening in zijn testament.

zondag 14 september 2008

Weense kwalificatie voor Nederlands componist

Bekend Nederlands musicus
Het zal inmiddels weer zo'n kwart eeuw geleden zijn dat een van onze regionale orkesten een dirigent met een zeer goede reputatie uit Wenen voor enkele concerten had geëngageerd. Op het programma stond voor die gelegenheden ook een compositie van eigen bodem, en wel van de voor Nederlandse begrippen ooit beroemde Alphons Diepenbrock (1862-1921). Aangezien die dirigent helemaal niets uit het oeuvre van die muziekmeester uit dat laag gelegen land kende, maar toch goed beslagen ten ijs wilde komen, besloot hij in de stad van Mozart, Schubert en Beethoven, van Bruckner en Mahler, van de familie Strauß en van de enige echte Wiener Schule — Alban Berg, Anton von Webern en Arnold Schönberg — op zoek te gaan naar geluidsdragers met werk van die verre en vooral onbekende Nederlander. Hij meende er goed aan te doen zich regelrecht naar de grootste grammofoonplatenzaak van Wenen te begeven. Eenmaal binnen kwam hij met zijn vraag voor de dag:
"Haben Sie etwas von Diepenbrock?"
De medewerkster informeerde hem welwillend, maar tegelijkertijd zeer gedecideerd:
"Unsere Popabteilung befindet sich im ersten Stock."
_________
Afbeelding: Alphons Diepenbrock. Tekening van Jarko Aikens, Groningen, 1985. Archief Heinz Wallisch, tevens @.

vrijdag 5 september 2008

Oom Dirk Mulder: kordaat optreden in dienst

Jonge jaren van de broers Gerke en Dirk Mulder
Mijn grootvader Gerke Mulder, die in de voorafgaande anekdotes prominent dan wel terzijde werd voorgesteld, kreeg in zijn derde levensjaar een broer, Dirk Mulder (1884-1951), die net als Gerke, vanaf zijn achtste jaar al in de kruidenierswinkel van vader Johannes Mulder mocht helpen met allerlei klusjes en tevens met het bedienen van de klanten. Dat verleende de beide jongens in de jaren negentig van de negentiende eeuw een semi-volwassen tintje, en dat werd binnen het gezin onderstreept door het borreltje-met-sigaar dat hun vader 's zondags voor hen in petto had.
Om de klanten niet te laten delen in hun conversatie hadden de beide jongens zich aangeleerd onderling ieder woord achterstevoren uit te spreken. Dat leidde ertoe dat sommige cliënten er zeker van waren dat die jonge kinderen al Russisch konden spreken en elkaar nog begrepen ook. Prachtig waren de belevenissen, die mijn grootvader vertelde en die, in dat kader als gekke gebeurtenissen, aandoenlijke anekdotes of moverende momenten te boek stonden en dat tot op hoge leeftijd van de beide broers en hun zuster waren gebleven. Nu ikzelf de grootvaderlijke leeftijd heb bereikt, vertel ik ze weer door aan anderen.

Loting voor militaire dienst
In 1901, toen Gerke Mulder 19 jaar oud was, moest hij deelnemen aan de loting voor militaire dienst. Met nummer 40 werd hij echter uitgeloot, en zo ontsprong hij de militaire dans. Dirk Mulder was twee jaar later minder gelukkig en moest wel voor zijn nummer opkomen. Mijn opa vertelde dat broerlief niet bepaald goed te spreken was over diverse toestanden in de kazerne, maar met name over een drilsergeant met sadistische trekken, een fenomeen dat niet bepaald zeldzaam was en dat nog steeds niet is.
Op een gegeven moment werd het oom Dirk toch te dol, en na een onterechte strafoefening is hij — ik was er vanzelfsprekend niet bij, maar zo vertelden Opa en Tante Jans het mij — op die sergeant afgestapt en heeft hij deze, in Gronings dialect, de onnavolbare woorden toegevoegd:
"Als je me dat nog één keer flikt, dan zal ik je toch een slag aan je kop geven dat die je achterstevoren op de romp staat."
Nooit heeft die compagnie weer last gehad van de verwrongen geest-hobby's van die bewuste sergeant.
____________
Afbeeldingen
1. Bovenste gedeelte van een debetnota van de zaak van overgrootvader Johannes Mulder.
2. Loting-briefje uit 1901, van Gerke Mulder. Dat jaartal is linksonder scheef aangebracht met aniline-potlood en na het vouwen op de andere benedenhoek, zij het iets vager, in spiegelbeeld overgegaan. Daaronder is de met oostindische inkt aangebrachte paraaf van de verantwoordelijke voor de loting ook nog zichtbaar. Het kleine document in kwestie is 9,6 cm breed en het heeft een hoogte van 8,9 cm.

dinsdag 2 september 2008

Slimme paarden en oude Oost-Friezen

Overtocht naar Hoboken
Kort na de vorige eeuwwisseling vertrok mijn grootvader met een boot vanuit Rotterdam naar New York — een overtocht die meer dan twee weken in beslag nam — om van daaruit verder te reizen naar Grand Rapids in Michigan, waar een onderkomen en een baan hem wachtten. Ongewtijfeld waren die elementen van opvang geregeld door enkele van de familieleden die daar reeds sedert het midden van de negentiende eeuw woonden en werkten en kinderen hadden gekregen, en zich daarover in brieven steeds positief hadden geuit.
Opa wilde wel eens wat pionieren buiten de sfeer van zijn afkomst — het kruidenierswezen — en in die dagen boden de Verenigde Staten daarvoor ongetwijfeld het beste perspectief.

Wonen en werken
Al direct de eerste dag na zijn aankomst kon hij zijn werk beginnen. Zijn werkgever was door de familie geïnformeerd over het feit dat opa zowel met paarden kon omgaan alsook zo'n wagen kon besturen. Derhalve kon hij onmiddellijk aan de slag. Hij moest toen met een grote wagen, bespannen met twee paarden, alle winkels af waar men de dubbelgebakken beschuiten — de specialiteit van de firma in kwestie — verkocht.
"Dan moet ik nog wel een lijst hebben met adressen," meldde Opa.
"Niet nodig, de paarden kennen de route en ze blijven vanzelf staan voor elke winkel waar jij naar binnen moet."
De eerste zaak, die duidelijk aan de vereisten voldeed, was echter tamelijk klein. Mijn grootvader stapte naar binnen en vroeg in keurig aangeleerd Amerikaans Engels aan een reeds oudere vrouw of ze aanvulling van de speciale beschuiten wenste. De vrouw beduidde hem toen even te wachten, ze draaide zich om en opende een deur. Vervolgens riep ze haar man in een Oost-Fries dialect:
"Kom even, ik kan niet verstaan wat die kerel zegt."
Dat hoorde opa en daarom riep hij direct in het Gronings:
"Of ie ook tweibakkn hebbn moutn."
De vrouw was even met stomheid geslagen, maar vroeg toen:
"Waar kom jij wel vandaan? Wij zijn Oost-Friezen en zelfs na veertig jaar hebben we nog altijd moeite om die Yanks te verstaan."

Terugkeer
In 1906 woonde mijn grootvader daar nog: er werden toen zelfs vanuit die hoek van de VS reizen georganiseerd om het rampgebied van Chicago te bezichtigen, waar net die enorme aardbeving had plaatsgegrepen.
Gerke Mulders toen nog toekomstige vrouw Eiske Bossinga (1885-1924), welke later mijn reeds heengegane grootmoeder zou worden, voelde niets voor een carrière en een privéleven in dat verre Amerika en daarom keerde Gerke Mulder niet al te lang daarna terug naar ons land om in de eigen provincie zijn heil eerst maar weer als kruidenier te beproeven.
____________
Afbeeldingen
1. Opengevouwen dubbele ansicht met een gezicht op de rivier de Grand en de stad Grand Rapids, omstreeks 1905, de tijd dat mijn grootvader in die stad van Michigan woonde en werkte.
2. Gerke Mulder in 1905. Foto genomen door firma Poisson in de G. Div. Street te Grand Rapids.
3. Eiske Bossinga, de latere echtgenote van Gerke Mulder, circa 1903. Zij wilde niet naar dat verre Amerika. Foto genomen door de firma Sanders Jr., Carolieweg te Groningen.

De nieuwe huishoudster

Niet alleen mijn, in de eerste bijdrage op deze site reeds genoemde, grootvader zat vol verhalen over vroeger, zijn zuster Jans — officieel Jantje Marie (1886-1963) — deed in dat opzicht niet voor hem onder, en altijd als ze bij ons logeerde — en zulks gebeurde diverse keren per jaar —, wist ze nog wel weer een gebeurtenis of een nieuw avontuurlijk verhaal op te diepen dat ik niet kende. Immers, in de tijd dat zij en haar beide broers opgroeiden — dat was in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw — waren de jongens en de meisjes overdag veel meer van elkaar gescheiden dan dat in de loop van de twintigste eeuw, en dan vooral in de tweede helft daarvan, en al helemaal nu, het geval is geworden. Diverse prachtige anekdotes die ze vertelde, kende ik al, en het pleit voor hen beiden dat de lezingen niet van elkaar afweken, aangezien daardoor iets bleek omtrent de authenticiteit. Al moet er wel aan worden toegvoegd dat gefantaseerde verhalen, ook als er daardoor afwijkingen of zelfs verminkingen optreden, niet van de hand te wijzen vallen, zolang de verhalen maar mooi en eventueel publicabel blijven, vooropgesteld dat ze dan niet als historische gebeurtenissen worden opgedist. En omdat ik al die verhalen — vooral de pregnant humoristische — erg kon waarderen, heb ik ze onthouden en kan ik de lezers van deze site er weer mee verblijden, respectievelijk irriteren.
Zo vertelde Tante Jans ongeveer een halve eeuw geleden een verhaal over een aan haar en mijn grootvader bekende man, die aan het einde van de negentiende eeuw plotseling weduwnaar was geworden. Zijn buren, vrienden en bekenden hadden weliswaar met hem te doen, maar men keek toch wel wat bedenkelijk toen bleek dat hij al snel een huishoudster had genomen.
Eén van de eerste dagen dat deze haar werk ten huize van de nog verse weduwman verrichtte, kwam ze 's ochtends bij het ophangen van de was op de bleek vanzelfsprekend in contact met de directe buurvrouw, die de moeder van maar liefst elf nog thuis wonende kinderen was. Na een inleidend praatje vroeg de veelvoudige moeder aan haar nieuwe buurvrouw, vast niet zonder een ietwat insinuerende ondertoon in de stem, in het dialect dat eind negentiende eeuw in Hoogezand en Sappemeer iets levendiger was dan heden ten dage:
"Is dat nu wel wat voor u, bij zo'n man alleen?"
Daarop zette de nieuwaangekomene de handen in de zij en sprak ze de onsterfelijke woorden:
"Ik wou uw hampelepamp er niet voor hebben."